Uitspraak van de week: een arbeidsovereenkomst zonder de intentie daartoe

Geïntimeerde heeft in opdracht van appellante beveiligingswerkzaamheden verricht bij derden. De overeenkomst die tussen geïntimeerde en appellante is gesloten heeft als opschrift ‘’overeenkomst van opdracht’’ en in de considerans is geschreven dat ‘’partijen uitdrukkelijk niet beogen om een arbeidsovereenkomst aan te gaan in de zin van artikel 7:610 e.v. van het Burgerlijk Wetboek’’.

Na korte tijd heeft geïntimeerde de overeenkomst beëindigd en heeft hij zijn beveiligingswerk elders voortgezet. Volgens appellante heeft geïntimeerde daardoor boetes verbeurd omdat geïntimeerde het tussen hen afgesproken non-concurrentiebeding en relatiebeding heeft overtreden. Indien echter sprake is van een arbeidsovereenkomst zijn dergelijke bedingen alleen geldig als uit de bij die bedingen opgenomen motivering blijkt dat die noodzakelijk zijn vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.

Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst dient eerst (fase 1) te worden bepaald welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Daarbij moet rekening worden gehouden met wat partijen tegen elkaar hebben gezegd, hoe zij zich hebben gedragen en wat zij daaruit redelijkerwijs mochten afleiden. Van belang is de maatschappelijke positie van partijen en de kennis die zij hebben. Als (fase 2) de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst (in dienst van (gezag), loon, zekere tijd en arbeid), moet de overeenkomst als zodanig worden aangemerkt.

Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst dienen alle omstandigheden van het geval in onderling verband te worden bezien. In dit geval komt het hof tot de slotsom dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten, ondanks de definitie die partijen aan de overeenkomst hebben gegeven. Omdat bij het aangaan van de overeenkomst sprake is van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, dient de overeenkomst een motivering te bevatten waarom het non-concurrentiebeding en relatiebeding noodzakelijk zijn vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Nu die motivering in de overeenkomst mist, zijn de bedingen nietig en zijn er op grond daarvan géén boetes verbeurd.

Wilt u de uitspraak zelf lezen? Dat kan via deze link.

overeenkomst.jpg

Auteur

mr. Esmee (E.N.) de Jonge

Gepubliceerd op

26-06-2023

Rechtsgebieden

Arbeidsrecht