Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen

1.De bestuurder van een stichting gaat minder ontslagbescherming krijgen                                   
De arbeidsrechtelijke positie van een bestuurder van een stichting wordt zwakker. De preventieve ontslagtoets door een rechter komt namelijk te vervallen.  Momenteel kan de arbeidsovereenkomst met een bestuurder van een stichting alleen rechtsgeldig beëindigd worden door middel van een procedure bij de kantonrechter of het UWV. Die preventieve toets komt straks te vervallen. Dit betekent dat wanneer de Raad van Commissarissen of Raad van Toezicht de bestuurder ontslaat, daarmee ook een einde komt aan de arbeidsrechtelijke betrekking die tussen de bestuurder en de stichting bestond. De bestuurder kan  geen herstel van de arbeidsovereenkomst meer door de rechter afdwingen. Dit komt door de invoering van art 2:298a BW waarin staat dat de rechter de arbeidsovereenkomst tussen de bestuurder en de stichting niet kan herstellen.                                                                    

De positie van de bestuurder van een stichting wordt hiermee gelijkgesteld aan die van een bestuurder van een BV of NV.  De Hoge Raad heeft in 2005 al voor de BV en de NV bepaald dat het vennootschapsrechtelijke ontslag van een directeur/bestuurder ook automatisch het arbeidsrechtelijke ontslag betekent.

De rechtspositie van een bestuurder van een stichting wordt er dus door deze nieuwe wet bepaald niet sterker op. Integendeel.

Hij/zij zal nog wel enige bescherming genieten en dat is dat de Raad van Toezicht uiteraard wel een redelijke grond voor het ontslag van de bestuurder zal moeten aanvoeren en deze aannemelijk moet kunnen maken.

2. Geen deelname aan besluitvorming bij tegenstrijdig belang
Hier komt nu een wettelijke basis voor. Er is sprake van een tegenstrijdig belang wanneer de privé belangen van de bestuurder/commissaris tegengesteld zijn aan de belangen van de rechtspersoon. Wanneer dat het geval is, mag die bestuurder/commissaris niet deelnemen aan de besluitvorming. De Hoge Raad heeft in het Bruil arrest in 2007 in algemene bewoordingen bepaald wanneer sprake is van een dergelijk tegenstrijdig belang. Een goed voorbeeld van een tegenstrijdig belang is bijvoorbeeld wanneer een bestuurder namens de rechtspersoon iets van zichzelf in privé koopt voor een te hoge prijs.

3. Meervoudig stemrecht
In de statuten kan worden opgenomen dat aan een bepaalde bestuurder/commissaris meervoudig stemrecht wordt toegekend. Wat echter niet mag, is dat een bestuurder/commissaris in zijn eentje meer stemmen kan uitbrengen dan alle andere bestuurders/commissarissen gezamenlijk. Als er derhalve twee bestuurders zijn mag straks niet meer in de statuten worden opgenomen dat aan één van hen een doorslaggevende stem toekomt.

4. Belet of ontstentenis
Mocht het zo zijn dat het bestuur tijdelijk of voor onbepaalde tijd zijn taken niet kan uitoefenen, (vakantie, ziekte, schorsing, calamiteiten), dan dient hiervoor in de statuten een regeling opgenomen te zijn, zodat bestuurstaken toch uitgevoerd kunnen worden. Als het de voorzitter betreft dan dient in de statuten opgenomen te worden dat de overige leden gezamenlijk een vervanger aanwijzen. Dat kan bijvoorbeeld een lid van de Raad van Commissarissen zijn. Echter, sectorale wetgeving kan dit verbieden.

5. Toezicht door Raad van Commissarissen
Tot dusver ontbrak de wettelijke basis voor het instellen van een Raad van Commissarissen/Raad van Toezicht voor alle rechtspersonen. Dit toezicht bestaat er enerzijds uit dat deze Raad toezicht moet houden op het beleid en op de gang van zaken en anderzijds het bestuur moet adviseren. In de statuten kan de taak van de Raad ook nog worden uitgebreid. Om haar taak goed uit te kunnen oefenen is de Raad overigens bevoegd om een bestuurder te schorsen.

6. Toezicht binnen het bestuur, het monistische bestuursmodel
Er kan straks gekozen worden voor een monistisch bestuursmodel: de taken van het bestuur worden dan verdeeld over uitvoerende bestuurders en niet-uitvoerende bestuurders. Deze niet-uitvoerende bestuurders houden dan toezicht over de wel uitvoerende bestuurders. Dit heet een zogenaamde one-tier board. Als er sprake is van een dergelijke one-tier board dan kan daarnaast niet ook nog een Raad van Commissarissen/Raad van Toezicht worden ingesteld.

Bij de benoeming moet duidelijk worden vastgelegd of er sprake is van een uitvoerend of een niet-uitvoerend bestuurder. Een niet-uitvoerend bestuurder is verantwoordelijk voor het bestuur en beleid van de rechtspersoon, zoals bijvoorbeeld de algemene gang van zaken, het financieel beleid en risico-management. Hij staat veel minder op afstand dan een echte commissaris. Voor hem geldt echter een andere aansprakelijkheidsnorm als voor een commissaris, namelijk de bestuurdersaansprakelijkheidsnorm; een niet-uitvoerende bestuurder kan aansprakelijk zijn voor onbehoorlijk bestuur, tenzij hem op grond van de taakverdeling geen ernstig verwijt kan worden gemaakt en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van het onbehoorlijk bestuur af te wenden. Een goede schriftelijke taakverdeling is dus essentieel.

NB: niet elke vereniging of stichting mag een one-tier board invoeren. Voor bijvoorbeeld woningcorporaties en zorginstellingen is dit monistische bestuursmodel op grond van sectorale wetgeving niet toegestaan.

7. Informatieplicht
Er komt een wettelijke basis dat het bestuur tijdig informatie moet geven aan de Raad van Commissarissen/Raad van Toezicht, zodat de Raad haar taak fatsoenlijk kan uitoefenen. Tevens dient het bestuur de Raad minimaal één keer per jaar schriftelijk te informeren over de hoofdlijnen van het strategisch beleid, over de algemene financiële risico’s en de gebruikte beheers- en controlesystemen.

 

8. Uitbreiding gronden voor ontslag van bestuurders en toezichthouders bij stichtingen
Bij stichtingen is het op basis van de huidige wettelijke regeling moeilijk in te grijpen als een bestuurder of toezichthouder niet goed functioneert. Volgens jurisprudentie kan ontslag slechts aan de orde zijn in geval redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan over de onrechtmatigheid van het handelen of wanneer sprake is van financieel wanbeheer. Deze situatie is onwenselijk bevonden en kan de continuïteit van de stichting in gevaar brengen. Daarom worden de criteria versoepeld en kan straks een bestuurder/toezichthouder worden ontslagen door de rechter o.a. wegens:

  • Verwaarlozing van taken;                             
  • Ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurderschap in redelijkheid niet geduld kan worden;
  • Vet niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter.


9. Aansprakelijkheid in het geval van faillissement
De wet introduceert voor niet-commerciële verenigingen en stichtingen een aanvullende wettelijke grondslag om bestuurders of commissarissen aansprakelijk te stellen op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur / kennelijk onbehoorlijk toezicht in geval van faillissement. Onder kennelijk onbehoorlijk bestuur / toezicht moet worden verstaan dat geen redelijk handelend bestuurder/commissaris in dezelfde omstandigheden op dezelfde wijze zou hebben gehandeld als de aansprakelijk gestelde bestuurder/commissaris heeft gedaan.

Het is uiteraard van belang dat de statuten van uw rechtspersoon worden aangepast aan deze nieuwe wetgeving. Neemt u daartoe contact op met mr. Arnold Gras, specialist ondernemingsrecht. Wilt u meer informatie over de arbeidsrechtelijke positie van een bestuurder van een rechtspersoon, neemt u dan contact op met mr. Elizabeth Stegeman, specialist arbeidsrecht.

 

Email: Gras@benkadvocaten.nl   Telefoon: 050-544 5386
Email: Stegeman@benkadvocaten.nl Telefoon: 050-544 5382 of 06-2929 3638

 

eerste kamer

Auteur

mr. Elizabeth (W.E.A.) Stegeman

Gepubliceerd op

01-02-2021

Rechtsgebieden

arbeidsrecht | ondernemingsrecht | contractenrecht